Ecomodernisme
Ook wel ecopragmatisme genoemd, is een reactie op het ‘traditionele’ ecologisch denken en activisme, dat dogmatisme en extremisme wordt verweten waardoor het zou bijdragen aan onverdraagzaamheid. Met het ecomodernistisch manifest willen de zelfverklaarde ecomodernisten bijdragen “aan een verbetering van de kwaliteit en de teneur van de dialoog over milieubescherming in de 21ste eeuw”, “vanuit de liberale principes van democratie, verdraagzaamheid en pluralisme”.
In het ecomodernistisch manifest staan drie ideeën centraal: [1] enkel het verstandig toepassen van kennis en technologie(ën) garandeert een ‘goed en zelfs groots’ nieuw tijdperk voor de mens, het Antropoceen (de aarde naar de hand gezet van de mens), [2] de menselijke (sociale, economische en technische) ontwikkeling moet zich losmaken of ontkoppelen van de natuur, door de menselijke impact te verminderen op de natuur en [3] daarvoor is een modernisering nodig in de vorm van intensivering van tal van menselijke activiteiten, zoals landbouw, energiewinning, bosbouw en stadsontwikkeling (weg van een model op basis van ontgroeien of consuminderen). [NOOT: de laatste twee punten, punt 2 en 3, zijn vanuit kritisch oogpunt problematisch]
Ecomodernisten pleiten voor ‘intensivering’ door in te zetten op technologieën als kernenergie, kernfusie (ofwel technologieën die minder koolstofintensief zijn en een hogere energiedichtheid hebben én een gigantisch opschaalbaarheid om een groeiende economie te doen draaien), innovatieve technieken voor het verbeteren van de landbouwproductiviteit (cf. het omarmen van gentechnologie, meer productie op minder landoppervlakte) en het productiever aanwenden van grondstoffen en hulpbronnen. Hun optimisme wordt versterkt door een waaier aan tendensen die zij vaststellen op basis van data-onderzoek (de groei van steden met hoge bevolkingsdichtheid en dalende vruchtbaarheidscijfers, de aanstaande mogelijke afname van de groeisnelheid van de menselijke bevolking, de radicale modernisering van de landbouw, de verzadiging van de markt voor bepaalde goederen bij het rijker worden van gemeenschappen, opkomende economieën die hun voordeel doen bij de grondstof-efficiënte technologieën van ontwikkelde economieën, de toename en het uiteindelijk overschaduwen van de materiaal verslindende industriële economie door de diensteneconomie …)
Ecomodernisme kan onderworpen worden aan kritische analyses, vooral omdat het ecomodernisme (wetenschappelijk weerlegbare) fundamentele twijfels oppert bij de fysieke grenzen aan de menselijke productie, en onder andere geen oog heeft voor rebound-effecten (efficiëntieverbeteringen worden vaak geheel of gedeeltelijk gecompenseerd door bijvoorbeeld het vaker gebruiken van een zuinige auto of andere op het milieu impactvolle consumptie (bijvoorbeeld het kopen van vliegtickets voor verre vakanties met het bespaarde geld). Het kan ook structurele veranderingen in de economie bemoeilijken (bijvoorbeeld zuinigere auto’s versterken een op auto’s gebaseerd systeem, ten koste van een vervoerssysteem met groenere alternatieven, zoals het openbaar vervoer en fietsen) én niet ingaat op maatschappelijke kwesties als gevolg van overexploitatie en monopolyvorming (met weinig of geen aandacht voor alternatieve burgerinitiatieven). Op een meer ideologisch niveau houdt het vast aan een achterhaald eeuwenoud Westers dualistisch denken (de natuur als een van de mens losstaande entiteit) en blijft het ecomodernisme vastzitten in het vrij kritiekloos overnemen tot een onvoorwaardelijk verdedigen van het kapitalistische groei-denken.
Voor meer wetenschappelijk onderbouwde bedenkingen bij het streven naar ontkoppeling door het ecomodernisme, zoals de objectief aantoonbare beperkingen van de recyclage-economie (productdegradatie met meer energieproductie als gevolg) en de gebreken van het denken in termen van efficiëntieverbetering van de ontginningsindustrie (hoe dieper men moet gaan ontginnen, hoe meer vernieling en energie geproduceerd moet worden), zie verder: https://eeb.org/wp-content/uploads/2019/07/Decoupling-Debunked.pdf.