begrippenlijst

Intelligent design

Ook wel ‘hypothese van Paleys horlogemaker’ genoemd, of de ‘hypothese van de onreduceerbare complexiteit’.

Intelligent Design, in het Nederlands Intelligent Ontwerp, is een geloofsovertuiging die wortelt in de eeuwenoude natuurtheologische traditie. De natuurtheologie gaat terug tot het werk van Plato, Aristoteles, de middeleeuwse kerkvaders en talrijke auteurs die in de loop van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw het ontwerpsargument telkens weer herhaalden.

Het basisargument van de natuurtheologie beschrijft William Paley (in zijn boek Natural Theology van 1802) als volgt: veronderstel dat we tijdens een wandeling een kei aantreffen. Als we de kei nader bestuderen, stellen we vast dat deze geen duidelijke functionaliteit bezit. De vorm die hij heeft is meer dan waarschijnlijk door strikt natuurlijke krachten ontstaan. Maar stel dat we tijdens diezelfde wandeling ook een horloge vinden, dan is het meteen duidelijk dat hiervoor een volstrekt andere verklaring nodig is. Wie aan ‘omgekeerd ingenieursdenken’ doet, kan het horloge ontleden en achterhalen waar het voor dient. Men zal, aldus Paley, tot de conclusie komen dat het horloge is ontworpen om de tijd aan te duiden.

Met andere woorden: anders dan de kei, kan het horloge een bepaald doel realiseren, en alle onderdelen werken hiertoe samen. Hoe groot is de kans dat zoiets vanzelf, dat wil zeggen door strikt natuurlijke krachten, ontstaat? Die kans is zo goed als nihil, redeneert Paley. Het is alsof je alle onderdelen van het horloge in een doos stopt en vervolgens schudt met de doos tot de onderdelen samenvallen en een werkend horloge vormen. Strikt genomen is dit niet onmogelijk, maar het is uiteraard buitengewoon onwaarschijnlijk. De conclusie is onontkoombaar. Iets of iemand heeft het horloge bedacht, ontworpen, geconstrueerd.

Vervolgens maakt Paley een analogie. Als we accepteren dat het horloge een horlogemaker veronderstelt, ja, het bestaan ervan zelfs zo goed als bewijst, moeten we dan ook niet aanvaarden dat het bestaan van pakweg het menselijk oog een oog-maker aantoont? Een oog is zeer complex en uitermate functioneel. Net zoals het horloge kan het daarom niet, aldus Paley, door blinde natuurkrachten zijn ontstaan. Het enige alternatief is een intelligente ontwerper, die het oog bedacht, ontwierp, construeerde. Hetzelfde geldt voor mijn kniegewricht, mijn nieren, mijn longen, mijn brein, enzovoort.

Een centraal onderdeel van de natuurtheologische, of intelligent ontwerp-redenering is dat men de werking van natuurlijke krachten identificeert met ‘het toeval’. Als iets tot stand is gekomen zonder vooraf bepaald doel, zonder dat het als het ware ‘van boven af’ is bedacht, dan is het, aldus Paley & co., toevallig ontstaan. Deze redenering strookt met de menselijke intuïtieve psychologie. Het is immers niet eenvoudig om te begrijpen dat functionele, adaptieve structuren kunnen ontstaan door toedoen van blindwerkende krachten; dat wat er uitziet als intelligent ontworpen, met een doel voor ogen, in werkelijkheid een soort schijnontwerp is, ontwikkeld zonder dat het de bedoeling was.

Aantonen hoe dit in zijn werk gaat, waarbij wat er uitziet als ‘van bovenaf’ ontworpen in werkelijkheid is ontstaan zonder dat er bewust, intelligent ontwerp aan te pas kwam, is de grootste verdienste van de 19de-eeuwse bioloog Charles Darwin. Er bestaan talloze complexe, functionele structuren in de natuur die er uitzien alsof ze zijn ontworpen, aldus Darwin, maar in werkelijkheid kwam er geen ontwerp aan te pas. Die structuren zijn het resultaat van natuurlijke of seksuele selectie, de door Darwin ontdekte en zeer diepgaand geanalyseerde mechanismen die noch gelijk te schakelen zijn met intelligent ontwerp, noch met het toeval. Darwinistische selectie is een derde, alternatieve mogelijkheid om het bestaan van functionaliteit in de natuur te verklaren.

Darwin ontkrachtte de kern van het intelligent design reeds in 1859 in zijn On the Origin of Species, maar filosofen zoals Spinoza, David Hume en Immanuel Kant toonden reeds eerder de wijsgerige oppervlakkigheid ervan aan [J. BRAECKMAN].

begrippenlijst